In januari 1915 besliste Cyriel, de oudste van de twee broers, om zich bij het Belgisch leger aan te sluiten. Over zijn beslissing schreef hij het volgende aan Constant:
Gelijk gij weet, Constant, heb ik altijd goesting gehad als vrijwilliger op te gaan; zoo heb ik mij met Mr. Verslype Zondag laatst, ’t zy 10n Januari, naar Parijs begeven om mij te laten opnemen als Vrijwilliger in ’t Belgisch leger. Constant, wil geen nutteloze tranen laten over mijne handelswijze, want ik ben blijde mijn vaderland te mogen ter hulp komen, om mijne medeburgers en wie weet, misschien ook onze naastbestaanden, te wreken over de onmenschelijkheid der duitschers (…). Ja Constant, mocht ik ’t geluk hebben ’t mijne bij te brengen om een duwtje te geven en een stoot aan de vernieling en de aftocht der duitsche barbaren; mochten we onzen vadergrond weldra vrij zien van duitschen dwang en schandige slavernij.
Brief van Cyriel aan Constant Deruytter, Villeneuve-le-Roi, 14 januari 1915 // Lees hier alle brieven //
Vrijwillig dienst nemen was een verstandige keuze, want kort daarna bleek dat zijn leeftijdsklasse sowieso opgeroepen werd voor de verplichte legerdienst. Vrijwilligers kregen een betere behandeling. Cyriel was toen 21 jaar.
In dezelfde brief onthulde Cyriel ook zijn plan voor na de oorlog: hij wilde priester worden en meer bepaald missionaris. Zijn legerdienst beschouwde hij als een proeftijd waarin hij kon bewijzen dat hij zijn roeping waard was. Hij wilde zichzelf opofferen naar het voorbeeld van Jezus. Cyriel zag zijn legerdienst dus als een verdediging van zijn vaderland én van zijn geloof.
[…] moest ik het geluk – ja, het geluk – hebben te sneven in dezen oorlog tegen godsdiensthaters en barbaren, ik mag verzekerd zijn mijne belooning te ontvangen van Hem, die Zyn Zelven ten beste gaf voor de zijnen.
Opleiding tot soldaat in het kamp Fécamp: het goddeloze Frankrijk
Het Belgisch leger had verschillende militaire opleidingskampen opgezet in leegstaande kazernes in Frankrijk. Cyriel werd opgeleid in Fécamp in de school voor grenadiers, in Normandië. Hij zou 3 jaar, 4 maanden en 15 dagen soldaat zijn. Hij vond er gelijkgezinden want hij sloot zich meteen aan bij een katholieke soldatenkring met aalmoezenier. Toch waren er ook heel andere types onder de soldaten. Hij schreef aan Constant:
(…) wees verzekerd dat het midden waarin ik mij bevind zeker slecht en onzedelijk is en men ten volle goed moet zijn en overtuigd van zijne princiepen om ongeschond dat soldatenleven door te komen en het christenideaal hoog te houden en met kracht door te drijven.
Brief van Cyriel aan Constant Deruytter, Fécamp, 27 januari 1915 // Lees hier alle brieven //
Cyriel moedigde zijn jongere broer aan om regelmatig naar de mis te gaan, veel te bidden en te leven als een goed Christen:
Zeker in Frankrijk vindt ge er weinig die ter kerke gaan (…). Zekerlijk Constant moogt ge u niet laten afschrikken van de goddeloosheid in Frankrijk (…). Ten andere we moeten blij en opgeruimd zijn als we, naar het voorbeeld van Jezus, zijn lijdensweg mogen volgen en Hem gelijkvormig worden door ons lijden.
Koteletten en een acenseur
Maar ook over de praktische aspecten van het soldatenleven hield hij zijn broer op de hoogte. Hij schreef het volgende over zijn tijd in het opleidingskamp:
Constant, ge begeert zeker te weten hoe ik het hier stel. Wel, heel goed (…). ’s Morgens om 6 tot 6 1/2u trekken we ons oogen wijd open onder het pannendak van een magazijn waar we met 259 man vernachten. Daarop staan we op van onzen zak, die strooi gevuld is, vouwen we onze twee dekens en trekken onzen broek aan, om ons daarna te gaan wasschen in…een zee van water; ge moet weten, we zijn in onze zomerverblijf aan de zee en we maken er natuurlijk gebruik van om de frissche morgenlucht met volle longen in te ademen en een gezond bad te nemen in openlucht. Na het wasschen trekken we, met een ascenseur! [een lift], naar het tweede, kleeden ons ten volle aan en ziet…de gesuikerde warme koffie wacht ons ons reeds op onze kamer af. Rap (…) snijd [ik] wat brood af en speel het binnen met wat aangekochte gelei. Om 8 ure bijeenkomst, en optocht in rangen van 4 naar den berg, aan wiens voet we gekampeerd [zijn], en op een hoogvlakte van rond de 100 meters trotteeren we tot 11 ure – oefeningen die we tot Roeselare geleerd hebben. Om elf ure keeren we terug om het noenmaal te nemen dat bestaat uit goeie bouillon-soep met een rantsoen vleesch – 2 maal per week krijgen we korteletten – na het eten vrijen tijd, goed om een wandelingske te doen tot aan de zee om ons eten te verteren. Om 2 ure weêrom oefeningen tot 5 ure – nu en dan ook wordt ons theorie gegeven gedurende dien tijd. Om 6u avondmaal – gestampte patatten met boonen en brokskes vleesch erin gemengeld.
Den Duitscher een goeden klop geven
Cyriel leek goed aan het soldatenleven te wennen en verheugde zich bij het vooruitzicht van offensieven tegen de Duitsers. In een latere brief schreef hij het volgende:
Nu, wat nieuws van mijnentwegen en over het soldatenleven. Wel, Constant ge moogt verzekerd zijn, dat ik mij geen[s]zins verveel; dat ik het reeds gewoon ben, wees er verzekerd van, ‘k ben al verhard in de marchen die we bijna dagelijks verrichten, ’t is ’t liefste dat ik doe; we kennen reeds al de bewegingen zonder het geweer, dat, hoop ik, we algauw zullen krijgen. Zondag heb ik 300 mannen zien vertrekken naar ’t front, ’t was schoon om zien en ’t sloeg zoodanig dat vele menschen van Fécamp er bij weenden. Zeker dat die versterkingen, gepaard met wat schoon weer, al heel wat zullen bijbrengen om den duitscher een goeden klop te geven.
Brief van Cyriel aan Constant Deruytter, Fécamp, 16 februari 1915 // Lees hier alle brieven //